Vreemd hoe ik met de dood om ga. Zondag is mijn grootmoeder (“Mémé Binko” zoals we zeggen) op tachtig jarige leeftijd overleden en eerlijk gezegd, ik zit er hier gewoontjes bij; Na reeds 2 overleden grootouders begin ik het “normaal” te vinden dat grootouders nu eenmaal sterven.
Vreemd hoe ik plots aan mijn pépé (haar man) – die als eerste in de rij grootouders stierf – denk. De laatste keer dat ik hem zag was zo’n 8 (?) jaar geleden in het ziekenhuis. Zo herinner ik me m’n pépé: afgetakeld in een ziekenhuisbed. Met allerlei biepende toestellen aan hem gekoppeld. Met een plakkertje over de ogen.
…
Vreemd dat ik bij het terugdenken aan m’n pépé het wel lastig krijgen; Terwijl ik dat bij m’n mémé niet heb. Nu, ik heb mezelf ervoor beschermd: bewust niet naar het ziekenhuis gaan, bewust ze niet in afgetakelde toestand te zien. Ik wil m’n mémé gezond herinneren, niet al stervend.
Zondagmiddag haalde m’n mama een foto van m’n pépé boven. Hij had haar (toen een jaar of 10) op de arm. Hij gooit haar in de lucht en kriebelt haar, zo leid ik uit de foto af. Het beeld doet plots een belletje afgaan: Mijn pépé deed dat ook met mij, ik zie het zo voor mij. Ik glimlach.
Vreemd. Vreemd dat ik voor de eerste maal sinds de dood van m’n pépé hem niet “al stervende” voor de geest haalde.
Ik mis je, pépé.